Gevaarlijke stoffen en biologische agentia

Arbo handreiking

Nog niet ingediend Deze inhoud is onderdeel van de Arbo handreiking, maar nog niet ingediend voor goedkeuring als onderdeel van de Arbocatalogus.
  1. Gevaarlijke stoffen
  2. Biologische agentia

 

Gevaarlijke stoffen

Inleiding

Tijdens het werk aan boord van binnenvaartschepen kunnen werknemers bijna dagelijks blootgesteld worden aan gevaarlijke stoffen. Gevaarlijke stoffen zijn stoffen met gevaarlijke eigenschappen en gevaarlijk voor mens, dier en/of milieu en die een (direct) merkbaar gevaar opleveren.

Naast schoonmaak- en onderhoudsmiddelen kan men blootgesteld worden aan stof het meest bij de droge lading schepen of dampen van de lading het meest bij tankschepen.
Tijdens het innemen van brandstof en smeerolie wisselen van de motoren bestaat er ook een grote kans dat men met de dampen of afgewerkte smeerolie in aanraking komt.
Dampen en bijvoorbeeld smeerolieproducten komen op de huid en kunnen op deze manier in het lichaam worden opgenomen.

Voor blootstelling moet er verschil worden gemaakt tussen de blootstelling aan Gevaarlijke stoffen en Biologische Agentia. Biologische Agentia zijn micro-organismen welke ziektes kunnen veroorzaken.

Besef over het werken met stoffen die gevaarlijke eigenschappen hebben, hoort bij het goede zeemanschap dat we van opvarenden van binnenvaartschepen mogen verwachten.

Toch kan het gevaar van blootstelling uit onverwachte hoek komen en opvarenden verrassen. Zo zijn er de laatste tijd veel berichten over zeecontainers waarin goederen zijn gegast zonder dat hierover iets is aangetekend op de ladingpapieren. In de binnenvaart heeft dit nog niet direct tot gevaarlijke situaties geleid, maar bij het lossen van de lading uit deze containers zijn een aantal mensen al bedwelmd geraakt.

 

 

Afbeelding: Opslag gevaarlijke stoffen in de keuken.

 

Wat zijn de Risico’s?

De Risico’s die door Blootstelling optreden is dat de gezondheid van een werknemer wordt aangetast door opname van een stof in het lichaam. Stoffen die door de huid en via inademen door het lichaam worden opgenomen kunnen bijvoorbeeld in de vetlaag van het lichaam opgeslagen worden en pas jaren later kan de gezondheid hierdoor worden aangetast als deze stoffen in het lichaam vrijkomen en door het bloed worden opgenomen.

Door direct inademen van een hoge concentratie H2S (zwavelwaterstof) of CO (Koolmonoxide) treed direct bewusteloosheid op wat in het ergste geval tot de dood kan lijden.

De volgende stoffen kunnen naast de stoffen uit de lading van invloed zijn op de gezondheid:

  • Brandstoffen zoals gasolie en benzine;
  • Uitlaatgassen die CO (koolmonoxide) bevatten;
  • Smeerolie en vetten;
  • Koelwatertoevoegingen (Antivries of anti-corrosieven);
  • Reinigingsmiddelen, ontvetters (elektrocleaner, trichloorethyleen (tri));
  • Bijtende stoffen (accuzuur);
  • Gassen (acetyleen, propaan, zuurstof, kooldioxide (CO2));
  • Verven (loodijzer-menie, zinkfosfaatprimer, dekverf);
  • Oplosmiddelen (thinner en aceton);
  • Radioactieve stoffen (in metaalschoot);
  • Asbest (kan in de oude schepen als isolatie of pakking zijn gebruikt);
  • Biologische agentia, dit zijn micro-organismen en hun genetisch gemodificeerde varianten

Deze kunnen onder meer infectie, allergie en intoxicatie veroorzaken.

 

 

Afbeelding: mogelijke blootstelling aan accuzuur.

 

Opname in het lichaam

Er wordt gesproken van opname in het lichaam als de stof in het bloed wordt opgenomen.

Of een stof na blootstelling en opname in het bloed vergiftigingsverschijnselen geeft of niet, hangt echter niet alleen van de stof af. Vooral de dosis speelt een belangrijke rol. Om te bepalen of een stof giftig of schadelijk is, worden experimenten met bacteriën en proefdieren uitgevoerd.

Elk proefdier krijgt een bepaalde zeer kleine dosis van een stof toegediend. Wanneer 50% of meer van de proefdieren overlijdt, wordt de stof giftig genoemd. Overlijdt er minder dan de helft van de proefdieren, dan wordt de proef nogmaals herhaald met een hogere dosis om op dezelfde wijze te bepalen of de stof schadelijk genoemd moet worden of niet. Hoewel er vele manieren zijn waarbij een persoon kan worden blootgesteld, zijn er drie manieren waarop een stof in ons lichaam kan binnendringen:

  • Opname in het lichaam via de huid
  • Opname in het lichaam via inademen
  • Opname in het lichaam via inslikken

Via de huid

De huid is het grootste orgaan van de mens, het beschermt de mens tegen invloeden van buitenaf. Aan de buitenkant ziet de huid er vrij simpel uit, maar wanneer je eenmaal weet waar je huid voor dient, wat voor ingewikkelde procedures de huid doorloopt en hoe deze werkt, dan kijk je nooit meer zonder respect naar je huid.

Via de huid kunnen bepaalde stoffen in het lichaam worden opgenomen.

Een voorbeeld hiervan zijn oplosmiddelen. De huid heeft een beschermlaagje dat vet is. Door oplosmiddelen verdwijnt dat laagje. Daardoor kunnen die stoffen door de poriën van de huid heen in het bloed terechtkomen. Een voorbeeld van een dergelijk stof is benzeen. Benzeen zat ooit in benzine, deze stof kan jaren later kanker veroorzaken. Dit was de reden dat benzeen niet meer in deze brandstof mag worden toegevoegd. Daarom kan het gevaarlijk zijn om de huid met mogelijk benzeen bevattende ontvettende middelen schoon te maken.

Opname via de huid kan ook via werkkleding die nog reststoffen kan bevatten van vorige werkzaamheden. Bij aanraking van de huid met stoffen in de kleding kunnen deze stoffen alsnog tot ernstige reacties leiden. Denk om deze reden ook bij werkzaamheden in de machinekamer voor het regelmatig wisselen en weggooien van poetsdoeken in de daarvoor bestemde speciaal gemarkeerde afvalbak.

 

 

Afbeelding: Afvalemmer voor opslag vuile poetsdoeken.

 

Via de ademhaling

Via de ademhaling kunnen we stof, gas damp en nevel binnen krijgen. Sommige stoffen beschadigen de longen en de luchtpijp meteen, andere stoffen werken pas na veel langere tijd.

Een voorbeeld van een stof die direct werkt is zoutzuur, de damp tast de longen zeer snel aan. Asbest is een stof die pas veel later werkt. De tijd tussen inademen en de gevolgen (longkanker) kan soms wel tientallen jaren duren.

De mens beschermt zichzelf van nature tegen het inademen van stof. In de neus zitten haartjes die de grootste deeltjes wegfilteren. Iets kleinere deeltjes blijven plakken aan het slijm in de luchtpijp. Nog kleinere deeltjes blijven steken aan de ingang van de longblaasjes. De kleinste deeltjes kunnen echter zelfs tot in de longblaasjes doordringen en hier in de bloedsomloop worden opgenomen.

Oplosmiddelen uit verf kan er bij inademing, op den duur voor zorgen dat het centrale zenuwstelsel wordt aangetast, deze ziekt noemt men de “Schilders ziekte” of OPS (Organo Psycho Syndroom).

Diesel Motor Emissie (DME of dieselrook) is een sluipend gevaar. De kleine roetdeeltjes zijn kankerverwekkend en je hebt niet meteen in de gaten dat ze zo schadelijk zijn. Medewerkers komen heel eenvoudig in aanraking met deze deeltjes omdat men in de uitlaatgassen stroom kan staan tijdens aan- en afmeren als de wind verkeerd staat. Bij een lekke uitlaat komen deeltjes vrij in de machinekamer die dan ingeademd worden bij betreden van de machinekamer. Zie ook hoofdstuk “Inrichting en organisatie van de arbeidsplaats” van deze Arbocatalogus.

Indien de uitlaatgassen via de spiegel van het achterschip worden afgevoerd, is de kans groot dat bij de wind vanachteren men in aanraking komt met deze uitlaatgassen en kan men deze deeltjes heel eenvoudig inademen.

 Via de spijsvertering

De opname van gevaarlijke stoffen via de spijsvertering kan optreden bij bijvoorbeeld eten in een vuile omgeving, waar veel stof is, en eten met vuile handen of met vies bestek. Ook sigaretten draaien en oproken, kauwgom kauwen, snoepen en medicijnen innemen, moeten we niet in een vuile omgeving of met vuile handen doen. Vooral vloeibare en vaste stoffen nemen we op via de mond. Dit kan gebeuren doordat het eten of drinken besmet is met gevaarlijke stoffen bijvoorbeeld door etenswaren aan boord te bewaren in een dekkist in de buurt van verf of chemicaliën (onverpakte voedingsmiddelen zoals groente en fruit kunnen sommige schadelijke dampen opnemen).


Maatregelen om de risico’s te beperken

Opname via de huid

Besmetting door de huid is gemakkelijk te voorkomen door de juiste kleding te dragen: overall, dichte schoenen en vooral de juiste handschoenen. Met handschoenen kun je contact met een giftige stof voorkomen. Bovendien worden de handen minder vuil, zodat men ze niet met oplosmiddelen hoeft schoon te maken. Bij transport van vloeibare chemie producten een chemiebestendige overall, het zogenaamde Chemiepak, dragen als men monsters maakt of aan- en afkoppelt.

Er zijn twee manieren waarop besmetting door de huid nog sneller gaat. De eerste is via een open wond(je). Zelfs door het kleinste wondje kunnen stoffen direct in het bloed terechtkomen. Mede daarom is het zo belangrijk dat je iedere verwonding meteen laat behandelen en schoonmaken.

De tweede manier is besmetting door de slijmvliezen. Die zijn dun en vochtig. Hierdoor laten ze veel makkelijker stoffen door dan de rest van de huid. Slijmvliezen hebben we bij de ogen, de neus, de mond en de geslachtsdelen. Kom dus niet aan deze lichaamsdelen met vuile handen (ogen uitwrijven, toiletbezoek).

Gebruik handschoenen bij het werken aan motoren waarbij afgewerkte olie vrij komt.

Opname via de ademhaling

Besmetting via de ademhaling is gemakkelijk te voorkomen door gebruik te maken van adembescherming. Bij het schuren en bikken bijvoorbeeld ontstaat stof. Om te voorkomen dat men dit inademt is het gebruik van stofmaskers een goede voorzorgmaatregel.

Bij verfwerkzaamheden in besloten ruimten als achterpiek, machinekamer, voormachinekamer etc. dient men er zorg voor te dragen dat tijdens deze werkzaamheden goed geventileerd wordt omdat de oplosmiddelen van de verf via de ademhaling worden ingeademd. Gebruik voor deze werkzaamheden oplosmiddelen vrije of oplosmiddelen arme verfsoorten. Ook kan men een halfgelaatmasker met de juiste filterbus gebruiken om inademing van deze stoffen te voorkomen.

Opname via de spijsvertering

Besmetting via de spijsvertering kan gemakkelijk worden voorkomen door voedingsmiddelen als groente, fruit, brood en melk buiten de ladingzone op te slaan. Eten van deze producten in een omgeving waar veel stof is, zal er aan bijdragen dat stof via dit eten ingenomen wordt.

Was voordat men iets gaat eten je handen, eet producten in een stofvrije omgeving, draag er zorg voor dat bijvoorbeeld vlees in de koelkast wordt ontdooit om besmetting door ongedierte te voorkomen.

 

 

Afbeelding: Opslag van giftige stoffen

 

 

 

Biologische Agentia

Inleiding

We worden op ieder moment van de dag blootgesteld aan biologische agentia zoals bacteriën, schimmels en virussen. Deze zijn overal om ons heen aanwezig. Vaak hebben we een natuurlijke weerstand die ons beschermt tegen deze invloeden. Maar tegen sommige invloeden hebben we onvoldoende bescherming waardoor gezondheidsproblemen kunnen ontstaan. Dat is te voorkomen door bewust beleid te voeren.

Biologische agentia is een zeer breed begrip. Er worden verschillende definities gehanteerd. De wetgever speekt over infectierisico’s en effecten van levende biologische agentia.

Dit is maar een deel van het risico dat veroorzaakt wordt door biologische agentia. Ook uitscheidingsproducten en resten van dode micro-organismen zijn een gevaar voor de gezondheid. In de Arbowet vallen deze niet onder ‘biologische agentia’ maar onder ‘Gevaarlijke stoffen’.

 

Wat zijn de risico's?

Er zijn veel factoren die bepalen of medewerkers het risico lopen ziek te worden van blootstelling aan biologische agentia. Daardoor is het vrij lastig te bepalen of het risico aanvaardbaar is of dat er maatregelen getroffen moeten worden.

Het gaat erom steeds de volgende factoren in beschouwing te nemen:

  1. De bron van het risico: komen biologische agentia in de werksituatie voor?
  2. Het gevaar: welk effect kan het veroorzaken?
  3. De blootstelling: hoeveel contact kan er optreden met het organisme of de stoffen via de lucht, via water, via direct huidcontact, via contact met dieren (beten, steken) of mensen die drager zijn?
  4. Hoe goed is je natuurlijke bescherming: je weerstand, beschadigde huid, andere ziektes onder de leden, e.d.

Op binnenvaartschepen kan men te maken krijgen met de volgende vormen van besmetting/risico’s:

  • Inademing van waternevel verontreinigd met Legionella in warmwatersystemen, blussystemen, klimaatbeheersingsinstallaties.
  • Inademing van lucht uit verontreinigde klimaatbeheersingssystemen; deze kunnen bacteriën, schimmels, endotoxinen bevatten.
  • Bij het transport van afval, schroot, diervoeders, granen etc. bestaat het risico voor besmetting door het snijden aan vervuild materiaal (infectie), en het inademen van stof dat schimmels, gisten, bacteriën en hun overblijfselen/uitscheidingsproducten bevat (endotoxines/mycotoxines met ademhalingsproblemen tot gevolg, w.o. COPD-risico)
  • Contact met oppervlaktewater (overboord vallen) kan besmetting van de ziekte van Wijl omdat er ratten in de omgeving aanwezig kunnen zijn. (Dit kan voorkomen bij de laad- losinstallaties van veevoeders en eetbare oliën en vetten waar deze dieren graag rondlopen.)

 

Om de risico’s te classificeren worden er in de wetgeving voor levende biologische agentia vier gevaar categorieën onderscheiden. De categorie 1 heeft relatief weinig risico en categorie 4 is uiterst gevaarlijk voor het individu en de samenleving. In het Arbobesluit art. 4.84 lid 3 zijn deze benoemd:

categorie 1: een agens waarvan het onwaarschijnlijk is dat het bij de mens een ziekte kan veroorzaken;
categorie 2: een agens dat bij de mens een ziekte kan veroorzaken en een gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers kan opleveren, maar waarvan het onwaarschijnlijk is dat het zich onder de bevolking verspreidt, terwijl er gewoonlijk een effectieve profylaxe of behandeling bestaat;
categorie 3: een agens dat bij de mens een ernstige ziekte kan veroorzaken en een groot gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers kan opleveren en waarvan er een kans is dat het zich onder de bevolking verspreidt, terwijl er gewoonlijk een effectieve profylaxe of behandeling bestaat;
categorie 4: een agens dat bij de mens een ernstige ziekte veroorzaakt en een groot gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers oplevert en waarvan het zeer waarschijnlijk is dat het zich onder de bevolking verspreidt, terwijl er gewoonlijk geen effectieve profylaxe of behandeling bestaat.

Kort samengevat komt het bij de risicoclassificatie erop neer dat het gaat om de combinatie van:

  • Kan het agens een ernstig effect teweegbrengen of niet?
  • Kan de besmetting van mens tot mens of via de omgeving gemakkelijk verspreid worden?
  • Bestaat er een goede behandeling om het effect teniet te doen?

Afhankelijk van de categorie waarin de biologische agentia zijn ingedeeld, zijn er zwaardere maatregelen nodig om de werknemers te beschermen.

Maatregelen om de risico’s te beperken

Allereerst is het van belang dat bij het nemen van maatregelen met betrekking tot biologische agentia u over voldoende kennis dient te beschikken. Bij het bepalen van het risico van agentia en het bepalen van maatregelen bij incidenten is zeer specifieke kennis nodig. Laat u bij deze onderdelen zo nodig ondersteunen door een ter zake deskundige persoon zoals een arbeidshygiënist of een bedrijfsarts bijvoorbeeld van een Arbodienst.

Om de genoemde besmetting/risico’s die van toepassing zijn op binnenvaartschepen te beperken kunnen de volgende maatregelen toegepast worden.

  • Voorkomen van legionella d.m.v. temperatuur in watertank en leidingen onder de 20/25°, geen dode takken in het leidingsysteem, minimaal 1 x per week tappunten gebruiken. Wil je zeker weten dat er geen legionella voorkomt in het systeem laat dan regelmatig monsters nemen en testen.
  • Voorkomen van lucht uit verontreinigde klimaatbeheersingssystemen d.m.v. vervangen van de filters, regelmatig schoonmaken van de systemen, werkplek schoon en stofvrijhouden.
  • Voorkomen van besmetting tijdens het transport van afval, schroot, diervoeders, granen etc. d.m.v. efficiënt en netjes laden van de schepen zodat voorkomen wordt dat men zich kan snijden aan uitstekend afval of schroot. Tijdens het laden van diervoeders en granen dient men zich niet op te houden in de buurt van de laad arm/transportband dit i.v.m. het stof indien er werkzaamheden moeten gebeuren dient met hiervoor de juiste PBM’s te gebruiken.
  • Voorkom contact met oppervlaktewater d.m.v. valbeveiliging toe te passen.

Bij het bepalen van de maatregelen (volgens het BAH-principe) zijn steeds de volgende onderdelen in ogenschouw te nemen:

  1. Is iedereen bekend met het risico: bronnen bekend, medewerkers geïnstrueerd?
  2. Is alles wat redelijkerwijs mogelijk is gedaan om de bron te bestrijden?
  3. Is alles wat redelijkerwijs mogelijk is gedaan om zo min mogelijk verspreiding te veroorzaken?
  4. Worden zo min mogelijk mensen blootgesteld?
  5. Zijn er extra kwetsbare medewerkers (zwangere, immuunziektes, COPD) en zijn die voldoende beschermd?
  6. Is maximale hygiëne/hygiënisch werken goed geregeld (werkinstructie, faciliteiten voor wassen)?
  7. Is geschikte persoonlijke bescherming en zo nodig vaccinatie ter beschikking gesteld?
  8. Is bewaking van effecten, het signaleren van incidenten zo goed mogelijk ingericht?
  9. Is acute medische behandeling bij incidenten goed geregeld?
  10. Is samenwerking met externe partijen bij noodsituaties goed geregeld?

Langs deze systematiek bepaalt u per werksoort wat de te nemen maatregelen zijn binnen uw bedrijf.

 

 

BAH-principe (Biologische Arbeid Hygiënisch principe)

ALTIJD bij ieder niveau doen:

 I. Voorlichting geven
II. Instructie geven
III. Toezicht houden
IV. Hygiënisch werken

  • gedrag
  • handenwassen, douchen
  • contacten vermijden

V. VACCINATIE:
Altijd zo gauw er een mogelijke blootstelling is of kan komen
VI. PEP (post expositie profylaxe):
Preventief geneesmiddelen toedienen zonder dat de ziekte al aangetoond kan     worden (HIV, hepatitis B). Let op: Deze middelen kunnen nadelige effecten hebben op het ongeboren kind, check dat eerst!
VII. Therapie bij Ziekte
Snel diagnose (laten) stellen:
als werknemers waarschuwingssignalen leren kennen, kunnen ze de behandelend arts snel op het goede spoor zetten

Zo snel mogelijk therapie (Legionella, ziekte van Weil, Lyme, Rabiës)

1

Bestrijding aan de bron

 

A

Bestrijd het agens zelf (zoals de pokken-eradicatie)

 

B

Voorkom van transmissie van het agens naar een gastheer (bestrijding vectoren, DEET, profylaxe, repellantia)

 

C

Voorkomen van verspreiding van een (mogelijke) infectieuze bron (PEP, antibiotica)

 

D

Desinfectie; ultraviolet licht of chemisch (let op; soms zorgt dit voor extra risico)

2

Technische maatregelen

 

A

Afscherming bron (isolatie, quarantaine)

 

B

Voorkomen van aanraken van besmette oppervlakten (werking van kranen en deuren automatiseren ‘no touch ‘)

 

C

Gebruik van papieren handdoeken

 

D

HEPA-filters, sluizen, overdruk, onderdruk etc.

 

E

Gebruik van biohazardkasten

 

F

Gebruik van niet-poreuze of biocide materiaal (koper)

3

Organisatorische maatregelen

 

A

Zo min mogelijk mensen bij de bronnen laten komen

 

B

Inrichten schoon/vuil zones

 

C

Beperking aantal werknemers op bepaalde plek

 

D

Social distancing (afstand van elkaar houden)

 

E

Weren van zwangere vrouwen uit de gevarenzone

 

F

Weren van werknemers met een verhoogde medische kwetsbaarheid

4

Persoonlijke beschermingsmiddelen

 

A

Afscherming huid: handschoen, kleding, schort, haarkapje, schoenen

 

B

Afscherming ogen: brillen, gelaatsschermen

 

C

Afscherming ademwegen: maskers (mond/neus)

Bron: KIZA.

 

 


Wetgeving en overige informatie:

Arbowet:

  • Art.6 Voorkoming en beperking van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken
  • Art.11 Algemene verplichtingen van de werknemers
  • Art. 16 Nadere regels m.b.t. arbeidsomstandigheden, waaronder gevaarlijke stoffen en biologische agentia

 

Arbo Besluit

  • Hoofdstuk 4 Gevaarlijke stoffen en biologische agentia Art.4.1 – 4.26 Gevaarlijke stoffen (waaronder art. 4.11 en 4.20 Kankerverwekkende en mutagene stoffen).
  • Afdeling 6 Specifieke gezondheidsschadelijke stoffen Art. 4.58 – 4.62
  • Art. 4.84 4.93- Agentia

 

Arboregeling